Uiterlijk
De Bechstein's vleermuis is een middelgrote soort met een gewicht van 7-12 gram en een spanwijdte van 25 - 30 cm. De soort dankt zijn andere naam, langoorvleermuis, aan de grote lepelvormige oren (23-26 mm). De beide soorten grootoorvleermuizen hebben vergelijkbaar grote oren, alleen zijn ze bij de grootoorvleermuizen aan de basis met elkaar verbonden en bij de Bechstein's vleermuis niet. De tragus is lang, lancetvormig met een spitse punt en reikt tot bij de helft van het oor.
Verspreiding
De Bechstein's vleermuis is zeer zeldzaam in Nederland. Bijna jaarlijks worden 1-2 overwinterende Bechstein's vleermuizen gevonden in de onderaardse kalksteengroeven in Zuid-Limburg. Bij Maastricht werd in het najaar ook eenmalig een Bechstein's vleermuis gevangen zwermend voor de ingang van een mergelgroeve. Tot voor kort was de soort buiten Zuid-Limburg nooit aangetroffen en zomerwaarnemingen ontbraken. Pas eind jaren negentig werd een vrouwtje in de zomer aangetroffen in een nestkast in Rimburg bij Heerlen. Pas onlangs werd de soort ook overwinterend aangetroffen in het oosten van de provincies Overijssel en Gelderland . Het is niet bekend of de soort zich in Nederland voortplant. Uit de gegevens van de wintertellingen in de mergelgroeven blijkt dat de Bechstein's vleermuis sinds de vorige eeuw met 90% in aantal is afgenomen. De Bechstein's vleermuis is echter altijd een zeldzame of zeldzaam waargenomen soort geweest. Het is mogelijk dat een groter deel van de populatie in bomen overwintert. De soort is bi
j intensivering van het verspreidingsonderzoek en het gericht inzetten van methoden op meer plaatsen in Zuid- en Oost-Nederland te verwachten dan nu bekend is. Illustratief hiervoor is het relatief talrijke (jaarlijks tot 10 verschillende individuen) optreden van Bechstein's vleermuis in het najaar tijdens de zogenoemde zwermfase bij mergelgroeven vlakbij Maastricht in België, terwijl de soort hier 's-winters onregelmatig wordt waargenomen.
Leefgebied en voedsel
De Bechstein's vleermuis is een zeer zeldzame soort van oude structuurrijke bossen die gekenmerkt worden door een dichte ondergroei. Open zuilenbossen met weinig tot geen struiklaag worden gemeden. Dankzij haar grote oren is zij aangepast aan het dicht op de vegetatie jagen waarbij prooien van bladeren of de bodem geplukt worden. Zij luistert onder andere passief naar geluiden die prooidieren maken zonder daarbij gebruik te maken van echolocatie ('passieve akoestische detectie'). De Bechstein's vleermuis peilt ook hangend vanaf vaste hangplaatsen de omgeving op geluiden van insecten. De Bechstein's vleermuis verplaatst zich langs lanen, bosranden en opgaande houtopstanden in het landschap. Dieren hebben een jachtterritorium waarvan de grootte varieert met de kwaliteit van de habitat (6,6 ha-700 ha/vrouwtjes, 4,9 ha-68,2 ha/mannetjes). Als prooidieren zijn vooral niet-vliegende insecten bekend (langpootmuggen, loopkevers, kakkerlakken, cicaden, kokerjuffers, oorwormen, spinnen, hooiwagens en duizendpoten).
Verblijfplaatsen
In de zomer worden ze vooral in boomholten en vleermuiskasten (warmen snel op) gevonden. Een kraamkolonie leeft in een netwerk verdeeld over meerdere verblijfplaatsen en de groepen verhuizen vaak. Iedere 2-3 dagen kan een vrouwtje van verblijfplaats wisselen ongeacht of ze jongen heeft of niet. De kraamgroepen zijn veelal klein met 20-30 individuen, maar soms worden ook groepen van zo'n 150 individuen gevonden. Verschillende familiegroepen die samen met elkaar de kraamgroep vormen, bewonen samen een territorium. Het lijkt erop dat de familiegroepen vlak voor de bevalling samenkomen in een grote groep die enkele dagen na de bevalling weer uit elkaar valt.
Bechstein's vleermuizen jagen op relatief korte afstand (minder dan 3 km, meestal enkele honderden meters) van de verblijfplaats. De plaatstrouw is groot. Jonge vrouwtjes keren in de regel in dezelfde kolonie terug waar ze geboren zijn.
Als winterverblijf in Nederland zijn ondergrondse kalksteengroeven bekend en recent is de soort ook overwinterend in een ijskelder en aangetroffen. Het is aannemelijk dat de soort ook in bomen overwintert. De winterslaapperiode duurt van oktober tot april. De Bechstein's vleermuis is bekend als een stabiele slaper die een vrijwel onafgebroken winterslaap houdt. De paring vindt in het najaar plaats vermoedelijk tijdens het bekende zwermgedrag bij de winterverblijven, maar ook in de winter.
De grootst bekende verplaatsingen tussen zomer- en winterverblijven bedragen 35 km. De Bechstein's vleermuis geldt als een korte afstandstrekker.
Eisen aan de omgeving
Oud vochtig structuurrijk loof-, naald- en gemengd bos, maar vooral hele oude ontwikkelde beuken en eikenbossen, met een hoog aanbod aan bomen met holten en spleten. Kleinschalige landschapsstructuur met verspreid staande oude bomen (coulissen landschap en parken/landgoederen).
Staat van instandhouding in Nederland
Zeer zeldzaam. Staat vermeld op de Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde zoogdieren in de categorie gevoelig. Europese Habitatrichtlijn bijlage II.
Deskundigheid
- Deskundigen nog aan te wijzen op grond van artikel III, lid, 5 van de Overeenkomst voor de Bescherming van Populaties van Europese Vleermuizen (Bats Agreement).
- Zoogdiervereniging.
- Regionale Vleermuiswerkgroepen.
Literatuur
- Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. 2e druk. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
- Limpens, H.J.G.A., 2002 2005. Cursusmaterialen t.b.v. de cursus "vleermuizen en planologie". Zoogdiervereniging VZZ / Eco Consult & Project Management.
- Limpens, H.J.G.A., P.Twisk & G. Veenbaas, 2005. Bats and road construction. Brochure about bats and the ways in which practical measures can be taken to observe the legal duty of care for bats in planning, constructing, reconstructing and managing roads. Published by the Dutch Ministry of Transport, Public Works and Water Management Directorate-General for Public Works and Water Management, Road and Hydraulic Engineering Institute, Delft, the Netherlands and the Association for the Study and Conservation of Mammals, Arnhem, the Netherlands, 24 pages.
- Handboek Natuurdoeltypen 2001, 2e geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van LNV.
- Lina, P.H.C. & G. van Ommering, 1994. Rode lijst van bedreigde en kwestbare zoogdieren in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC natuurbeheer nr. 12.
Websites